dinsdag 8 januari 2013

Spot de spotter!






In de jaren na mijn bekering tot de spotterij stond werkelijk alles in het teken van de, voornamelijk militaire, luchtvaart.
Elke woensdag en vrijdagmiddag, wanneer er ook maar een uurtje over was, scheurden we via Soest centrum (het bestaat) en Soestduinen naar Soesterberg.
Naar de heuvel, of langs de taxibaan aan de zijkant van de landingsbaan. Soms in een boom, dan weer in de sneeuw. Of met ijzel, of in welk denkbare slechte weer dan ook.
Want, zo was de gedachte, als ik iets zie wat jij niet ziet, dan ben ik succesvoller in mijn hobby dan jij. En dus ging ik ALTIJD naar de basis. Weer of geen weer.
Stel je namelijk eens voor dat er net eenn bijzondere kist zou landen. Dan ben ik spekkoper.

En vakanties. Met de auto naar Frankrijk. En als duidelijk werd op welke camping we zaten, dan ging ik altijd in de Michelin gids naarstig op zoek naar het vliegtuigsymbooltje wat een luchthaven duidde.
En dan mijn ouders zover krijgen dat ze me in de ochtend bij zo'n veldje dropten.
Met zakje brood, een fles drinken, camera was er niet bij, deze waren immers bij de franse wet verboden. En dan maar wachten op het moment dat je in je uppie kan vieren een Mirage IV gespot te hebben. Gezellig hoor.

Toen ik 18 werd hadden mijn ouders een fraai kado in petto: een eerste vliegles!
In een volle Cessna 172 gingen we naar Brussel. Om daar een broodje te eten.
De heenweg zat ik achterin. Wat een machtige ervaring! Het landschap gleed onder me door en in mijn fantasie keek ik door mijn HUD naar mijn wingman, die, net zoals ik, met zijn F16 capriolen aan het uithalen was. De instructeur wilde wel wat truukjes laten zien. Maar een van mijn mede passagiers had niet zo'n sterke maag. Een aantal stijle dalingen werden hem al teveel. Van mij mocht het juist wel wat wilder.

Op de terugweg was het mijn beurt. Ik mocht sturen en moest vooral een aantal streepjes op een meter in de gaten houden. Het zullen de bakens wel geweest zijn.
In principe mocht ik alleen rechtdoor vliegen. Beetje bijsturen, zeg maar. Ik maar wachten op de instructie "en NU op zijn kantje!" Dat kwam er niet van.
We bleven rechtdoor vliegen.

Niettemin was het een ervaring van mijn leven. Dit moest ik vaker doen.


donderdag 3 januari 2013

Juichen om anonieme vliegtuigen


Piloot worden.
Dat moest het worden. Al sinds ik het begrip snap. Ik zal een jaartje of 14 zijn geweest. Ik groeide op in Soest, vlakbij vliegbasis Soesterberg. Vanuit mijn zolderraam kon ik de Amerikaanse straaljagers een kort rondje zien maken voordat ze de wielen op de grond zetten.
In mijn klas zaten een aantal jongens die op vrijdagmiddag vanuit school direct naar de vliegbasis fietsten. Zo snel ze konden.
Want om 1700 ging het veld dicht en werd er niet meer gevlogen.
Het duurde niet lang voordat ik wel eens wilde meemaken waar die jongens zich nou zo druk over maakten.

Ik mee. 30 minuten je benen uit je lijf fietsen. Heuveltje op en weer af. Hoorden we daar iets? Waren er nou net twee jagers de lucht in gegaan? Zouden we niks missen?
Aangekomen op de basis hoorden we van professionele spotters in glimmende bomberjackets dat er twee A-7's waren geland. A-7's nog wel. Kwam erop neer dat het zeer zeldzame straaljagers waren. Uit South Dakota nog wel.
Wij meteen door naar een heuveltje waar je net over het hek naar de parkeerplek voor bezoekers kon loeren.
Daar stonden ze. Twee A-7's. Twee, tot dan toe, voor mij volledig anonieme vliegtuigen. Ze waren bruin. Of donkergroen. Een flink gat onder de neus. Dat waren inlaten.

En gejuicht dat er werd. Kennelijk was ik getuige van een zeer bijzonder moment.
Gek genoeg sloeg het enthousiasme direct over. Het moet de vorm zijn geweest. Ze zagen eruit als twee arrogante pitbulls. Klaar om flink te bijten. Moest je eens nagaan hoe het zou zijn als deze pitbulls hun motoren zouden starten. Ik stelde me een oorverdovend geraas voor. Met lampjes op de uiteinden van de vleugels.

Die namiddag werd er niks meer gestart. Behalve dan een vlammetje dat sinds die vrijdagmiddag nooit meer uit is gegaan.